De Akita is het nationale ras van Japan. Hij is afkomstig uit de provincie Akita, die in het noorden van Hoshu ligt, en dankt daaraan zijn rasnaam. Sinds 1931 wordt de Akita door de Japanse regering officieel beschouwd als een deel van het nationaal erfgoed. De Geschiedenis van de Akita is 4000 jaar geleden begonnen, afgaande op de resten van een hondenskelet dat in het noorden van Japan werd gevonden. In de 8e eeuw zou in het berggebied van Odate een jachthond hebben bestaan, de Matagi Inu. “Matagi Inu” betekent “Jachthond”. Hij was een voortreffelijke jager op beren, wilde zwijnen en ander groot wild. Door de ontoegankelijkheid van het gebied waar de Matagi leefde bleef het ras erg zuiver.
Hierna volgde een ongunstige periode voor de honden. Door boerenopstanden en burgeroorlogen in het gebied rond Odate werden de honden gebruikt om huis en haard te beschermen, en werden zij geduchte waakhonden.
Rond 1700 kreeg een Shogun, generaal Tsunayoshi, belangstelling voor deze honden. De Akita’s werden de vaste metgezellen van de Samoerai. Hierdoor werd er een wet uitgevaardigd die het verwonden of doden van honden verbood. De sterke genegenheid tegenover zijn baas heeft er toe geleid dat de Akita een plaats is gaan innemen in de Japanse mythologie.
Hierna volgen enkele dieptepunten elkaar op. In de Meji-periode (1868-1912) kwamen honden gevechten in opkomst. Deze hondengevechten moesten de krijgslust van de samoerai stimuleren. Voor deze gevechten werd de Tosa gebruikt, een afstammeling van de Kochi. Deze hond, die speciaal voor dit doel was gekruist met o.a. Bulldogs, Sint Bernards, Duitse Doggen en Mastiffs kreeg al gauw Akita kruisingen tegenover zich in de vechtring. Speciaal voor dit doel werden Akita's gekruist, wat de raszuiverheid niet ten goede kwam. De nakomelingen met hangoren werden Shin Akita (nieuwe Akita) genoemd. Dit veroorzaakte een enorme degeneratie van het ras.
Toen in 1910 de hondengevechten verboden werden volgde er opnieuw een dieptepunt. Door invoering van hondenbelasting werden ontelbare honden afgeslacht. Ook woedde er de epidemie hondsdolheid, die veel slachtoffers eiste.
In 1930 namen de Japanse autoriteiten maatregelen om bepaalde diersoorten te beschermen, waaronder de Akita. Er werd een vereniging ter bescherming van het ras opgericht. De edelman Ichinoseki probeerde de Akita uit de tijd van Tsunayoshi te doen herleven. Op zijn advies werd onmiddellijk een exportverbod voor Akita’s van kracht. Door zeer selectief te fokken kon men in korte tijd het type van 200 jaar geleden teruggefokt worden.
Helaas volgde er weer een dieptepunt voor de Akita……Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog werd zijn vlees gegeten, en werden de vachten gebruikt voor warmte. In 1946 waren er nog maar enkele exemplaren over. Maar opnieuw zette Ichinoseki zich in om de Akita tegen uitsterven te behoeden. Ondanks dat het hem verboden werd, hield hij enkele exemplaren bij hem thuis verborgen, om opnieuw een fokkerij te kunnen beginnen. Ook Morie Sawataishi zette zich in om het ras voor uitsterven te behoeden door honden in zijn huis te verbergen en nesten te fokken.
Tegelijkertijd kruiste Mr. Ito Akita teven met Duitse Herdershonden en verkocht de pups daarvan voor veel geld aan Amerikaanse soldaten. Zo kwamen de honden in de Verenigde Staten terecht waar met deze honden doorgefokt werd zonder de moeite te nemen de zuivere bloedlijn te achterhalen. De Amerikaanse variant ontstond, en dit zorgde voor veel verwarring bij fokkers en keurmeesters. In het jaar 2000 zijn beide types gescheiden in Akita en Great Japanese Dog (later American Akita).
HACHIKO
Als we over Akita’s spreken hoort daar zeker het verhaal over Hachiko bij. Dit verhaal illustreert de trouw en zelfstandigheid van de Akita.
Elke dag begeleidde Hachiko zijn baas naar het station van Shibuya en wacht hem daar in de middag weer op. Op 21 mei 1925 sloeg het noodlot toe. Hachiko’s baasje kwam niet terug, hij was overleden aan een hartaanval. Bijna 10 jaar lang is Hachiko elke middag trouw naar het station gekomen om zijn baas op te wachten. Op 7 maart 1935 stierf Hachiko op de plek waar hij zijn baas voor het laatst levend had gezien. Deze grenzeloze loyaliteit maakte Hachiko beroemd, en werd een symbool voor vriendschap en trouw.
In 1943 werd een bronzen standbeeld opgericht ter nagedachtenis van Hachiko. In 1948 maakte de zoon van de kunstenaar het standbeeld opnieuw, omdat het tijdens de oorlog omgesmolten was om wapens van de maken. Het werd op dezelfde plaats neergezet.